Nu onze Rijks H.B.S. 50 jaar is, denken de menschen uit den aard der zaak meer dan
gewoon aan haar. De gedachte van hen, die haar thans nog bezoeken, zullen zich wel
niet veel méér dan gewoonlijk op haar richten, aangezien de school zelf wel zorgt,
dat de leerlingen een meer of minder sympathieke, in ieder geval echter een groote
belangstelling voor haar hebben. Onze Venlosche H.B.S. heeft een goeden naam in dit
opzicht: Ze houdt hare leerlingen zoo door het jaar flink aan den praat.
Maar de menschen, die lang geleden leerlingen waren, hebben een prikkel noodig om
weer eens aan haar te denken. Ik ben persoonlijk lid van het comité van oud-leerlingen,
dat iets voor de viering van het jubileum hoopt te kunnen doen, en vind dat erg prettig.
Het hoofdwerk van dit comité is de verspreide oud-leerlingen aan het feit van het
50-jarig bestaan te herinneren. Het is een aardig idee, als je bedenkt, dat bij het
ontvangen van de berichten, die het comité rondstuurde, in ieder van de geheugens
van dat legertje oud-leerlingen een lichtje opgaat in 't laatje, waar de herinnering
aan de R.H.B.S. geborgen ligt. Maar nog aardiger is het te bedenken dat de H.B.S.
in de herinnering van al die oude knapen zoo'n eigenaardigen vorm heeft gekregen
dat die H.B.S. er bij hun zoo veel vriendelijker zonniger, onschuldiger en vooral
nuttiger uitziet dan bijv. bij iemand die thans het "geluk smaakt!" leerling te zijn.
Met alle herinneringen gaat het als met steenen, die langs door een rivier werden
meegevoerd. De scherpe kantjes zijn er af gesleten.
Maar bij de verfraaiing van het H.B.S. -idee, die zich in de herinnering van een
oud-leerling heeft voltrokken, is bewust of onbewust mede een heel belangrijke factor
in het spel geweest en daarop wil ik in het bijzonder de aandacht der jonge lezers
van dit feestnummer vestigen.